Bij afgiftesystemen moeten we denken aan radiatoren, vloerverwarming of wandverwarming. er moet immers warmte afgegeven worden. Bij koeling werkt het precies andersom, dan moet warmte opgenomen worden.
Radiatoren zijn van oudsher gebaseerd op warmtestraling en convectie. De warmtestraling werkt het best bij een hoge temperatuur en is in principe een 4e machts functie van de absolute temperatuur. De convectie is een lineaire functie. Beiden werken dus het best bij hogere temperaturen als er weinig oppervlakte is.
Laagtemperatuur radiatoren kunnen met dezelfde dimensies hun warmte niet kwijt. De truc die dan wordt toegepast is binnen dezelfde afmetingen heel veel lamellen (oppervlakte) te plaatsen en daar lucht door te forceren met ventilatortjes op hele lage snelheid zodat er heel weinig geluid vanaf komt. Dit zijn de zogenaamde LTV radiatoren. Deze systemen zijn zeer snel.
Wandverwarming en vloerverwarming is gebaseerd om een heel groot oppervlak dezelfde, iets hogere temperatuur te geven. Het gevolg is dat er weinig convectie is. Dat is niet altijd een voordeel omdat er dan ook koudespots kunnen ontstaan die niet opwarmen vanwege weinig convectie dus. Vloerverwarming is zeer traag, bij een warmtepomp kan het soms zelfs dagen duren voordat een nieuwe temperatuur bereikt is. Wandverwarming is sneller maar daar kan het nog steeds uren duren voordat er een stabiele temperatuur is.
Een tussenweg is zowel een langzaam en een snel systeem te gebruiken.